Onlangs heb ik weer eens deelgenomen aan een seminar. Via livestream, een van de verworvenheden van corona. Het thema is financiering van collaboratieve woonvormen. Niet dat ik veel nieuws verwacht, ik houd mijzelf op dit gebied aardig geïnformeerd. Ik word dan ook niet teleurgesteld. Wat wordt gepresenteerd, dat weet ik al. Of eigenlijk, ik word wél teleurgesteld. Ik hoor dat vrijwel iedereen nog steeds vastzit in een archaïsch denkraam over wooncoöperatieven. Het beeld dat wooncoöperatieven toch vooral een initiatief van onderop moeten zijn. Met als hoogste doel dat men met een groep gelijkgestemden projectontwikkelaar speelt.
Meneer Rabo werpt op dat er een gat zit tussen koop en huur. Dat kan met wooncoöperaties worden opgevuld. Maar er is wel snelheid en schaal geboden.
Oei, dat riekt naar professionalisering van de aanpak. De gespreksleider zet het onmiddellijk recht. Het gaat om mensen die de behoefte hebben om iets samen te doen, die gezelligheid zoeken, die willen dat er naar hen wordt omgekeken, etc. Er wordt geen woord vuil gemaakt aan de opmerking over prioriteit voor middeninkomens, of over de combinatie van huren en vermogensopbouw. Het past niet in het oubollige, romantische denkraam van de organisatoren.
Er is sprake van twee werelden. De organisatoren van het seminar met hun archaïsch denkraam en een enkele deelnemer die juist in wil zetten op een geïnstitutionaliseerde aanpak waarmee schaal en snelheid kan worden bereikt. De archaïsche denkers voeren vooralsnog de boventoon in de discussie.
Er wordt veel tijd en energie gestoken in de vaak vruchteloze pogingen om als groep een project tot stand te brengen. Wie wel eens aan CPO[1] heeft meegedaan, of dat soort projecten heeft begeleid, weet hoe moeizaam dat soms verloopt. En daar is financiering vaak niet het voornaamste probleem omdat 100% hypothecaire financiering mogelijk is. Dit in tegenstelling tot de financiering van coöperaties, een extra complicerende factor dus.
Of ik iets tegen deze initiatieven heb? Integendeel, moet kunnen. Maar verwacht niet dat het zoden aan de dijk zet. Het bevredigt, mits succesvol, hoogstens de behoefte van sommige energieke groepen, die zich niet uit het veld laten slaan en bereid zijn jaren te investeren om hun ideaal van de grond te krijgen. En dat van een enkele wethouder die dit soort projecten als het summum van volkshuisvesting beschouwt.
De kleinschalige, op gemeenschappelijk wonen gerichte vorm van wooncoöperatie draagt niet wezenlijk bij aan het oplossen van de vraagstukken in de Nederlandse woningmarkt. Dat besef begint ook bij BZK binnen te dringen.[2] BZK ziet met name voor het middensegment meer mogelijkheden in de institutionele aanpak zoals die zich in een aantal landen heeft ontwikkeld. Daar wil men aan werken. Hoe dat gaat uitpakken is afwachten. Op een aantal passages in de kamerbrief is het nodige af te dingen. Maar de richting is goed. Weg dus met dat archaïsch denkraam, op naar een reëel perspectief voor woningzoekenden.
Alle Elbers
Bestuurslid EMCEO
[1] CPO: Collectief Particulier Opdrachtgeverschap
[2] Zie kamerbief 21-06-2021 ‘Internationaal vergelijkend onderzoek naar wooncoöperaties’
Comments are closed.